Intussen zijn er meer details bekend geraakt over deze compensatieregeling.
Eerst een woordje over de financiële kant van de zaak: er komt retroactieve investeringspremie voor huishoudens die voor 1 januari 2021 zonnepanelen hebben geplaatst. Deze premie gaat uit van een rendement van 5% (te beschouwen als een kapitaalsvergoeding) en is afhankelijk van verschillende factoren. Zo wordt er rekening gehouden met het jaar van indienstname, het jaar van de plaatsing van de digitale meter, het piekvermogen van de zonnepaneleninstallatie, hoe lang men van de terugdraaiende teller heeft kunnen genieten, de reeds genoten overheidssteun, het prosumententarief en alle andere relevante parameters. De premie zakt naarmate men volgende jaren nog langer van terugdraaiende teller zal hebben genoten. De 5% regel is een gemiddelde berekening en doet beroep op gemiddelde parameters, dit maakt het systeem van compensatie éénvoudiger. Wallonië daarentegen, waar nu ook een compensatieregeling is uitgewerkt voor het prosumententarief, werkt op maat en dit per installatie. Dit is echter zeer tijdrovend en betekent een zware administratieve rompslomp.
Ten tweede bevat deze regeling ook een niet-financieel aspect. Zo zullen er geen digitale meters meer worden geplaatst bij zonnepaneleneigenaars, totdat de premieregeling definitief in de regelgeving is opgenomen en er voldoende duidelijkheid is. Bovendien kunnen eigenaars van zonnepanelen, indien ze dat wensen, tot begin 2025 verder met hun analoge meter en kunnen zij tot 2025 gebruik blijven maken van de terugdraaiende teller. Dit betekent dus concreet dat prosumenten niet langer tot prioritaire doelgroep behoren bij de uitrol van de digitale meter.
Deze regeling wordt nu voorgelegd aan de VREG de Vlaamse Toezichtscommissie en de Raad van State.
Uiteraard is deze regeling voor niemand ideaal, maar feit is dat we de uitspraak van het Grondwettelijk Hof niet zomaar naast ons neer kunnen leggen en dus op zoeken moeten gaan naar flankerende maatregelen. Toch blijf ik ervan overtuigd dat het installeren van de digitale meter een stap is naar rationeler energieverbruik. Want meten is weten. En weten hoeveel energie je exact verbruikt op welk moment, is een essentieel middel om je verbruik te sturen in functie van de energieprijzen en dus uit te komen op een lagere energiefactuur.
Het rendement kan niet uitsluitend behaald worden door een investeringsondersteuning of een exploitatie-ondersteuning (een gemiddelde burger betaalt nu al voor 75 euro mee via zijn factuur aan groenestroomcertificaten). Installaties zullen ook slimmer moeten gemaakt worden, zodat verbruik verschoven wordt in de tijd en dit in functie van de belasting van het distributienet. Het tarief zal hierbij moeten helpen: een goedkoper dynamisch tarief zal nodig zijn om tijdens de daluren verbruik te stimuleren. We moeten dus afstappen van het klassieke dag/nachttarief en overstappen naar een echt congestietarief.
Daarenboven kadert de uitrol van de digitale meter ook binnen een Europese Richtlijn. Omdat Vlaanderen op 4 juli 2019 een kosten-batenanalyse heeft uitgevoerd over de uitrol van de digitale meter, stipuleert een Europese Richtlijn ten laatste tegen het einde van het jaar 2024 minstens 80% van de digitale meters uitgerold moet zijn. Theoretisch moest deze analyse ingediend zijn tegen 10 juli2019. Dit is het verschil met Wallonië en Brussel: zij hebben nog geen kosten-batenanalyse ingevoerd, en hebben zogenaamd meer speelruimte. Het probleem in Wallonië is minder stringent dan in Vlaanderen, in Wallonië zijn slechts 210.000 gezinnen eigenaar van zonnepanelen, Brussel net iets minder dan 5000.
Voor meer info kan je altijd terecht op tellercompensatie.be of aarzel niet om met mijn contact op te nemen!