De minister verdedigt zich door te stellen dat je niet mag spreken over ‘laadpunten’ maar wel over ‘laadequivalenten’ of CPE (Charge Point Equivalent). Minister Peeters geeft aan te streven naar 30.000 bijkomende publieke en semipublieke ‘laadequivalenten’ tegen 2030. “Het is terecht om te spreken over ‘laadequivalenten’. Laadpalen kunnen door technologische ontwikkelingen sterk van elkaar verschillen op vlak van bijvoorbeeld het vermogen. Dat verschil zal in de toekomst enkel nog verder toenemen”, aldus energiespecialist Gryffroy. Op die manier wil Vlaanderen op dezelfde manier tellen als andere landen in Europa. Niet enkel het laadvermogen zal een rol spelen maar ook de toegankelijkheidsduur.
"Laadpalen met een beperkt vermogen en beperkte toegankelijkheid, staan garant voor minder laadequivalenten dan laadpalen met een hoog vermogen en een langere toegankelijkheid”, verduidelijkt Gryffroy. Een ultrasnellader van de laatste generatie staat bijvoorbeeld gelijk aan 10 laadequivalenten.
In het schriftelijke antwoord verwijst de minister naar een tabel van Statistiek Vlaanderen die spreekt over ‘laadpunten’, maar benoemt ze diezelfde getallen als ‘laadequivalenten’. Verwarrend, vindt Gryffroy. “Beleid moet je voeren met de juiste cijfers. En al zeker met de juiste éénheid. Bovendien is de tabel van Statistiek Vlaanderen onvolledig.”