Begin oktober 2017 was ik getuige van de opstart van proefboringen in Mol en Dessel. Daarmee haalt men warm water op 7 km diepte uit de grond. Via een warmtecentrale wordt dit gebruikt om gebouwen te verwarmen.
Aan deze proefboring ging een indrukwekkend proces vooraf. In de eerste plaats onderzocht men het warmtepotentieel Vlaanderen. Dat is het geval in de Kempen en Limburg. Daarna heeft men via boringen vastgesteld of er wel degelijk warm water in de ondergrond zit. In een laatste fase heeft men een systeem ontwikkeld om het warm water ook effectief te kunnen gebruiken als warmtebron. Het theoretisch concept wordt op die manier nu ook daadwerkelijk gerealiseerd.
Om deze innovatieve techniek alle kansen te geven, sloegen ondernemers en Vlaanderen de handen in mekaar. Er komt immers heel wat onderzoekwerk, onzekerheden en risico bij kijken. Tot op heden werd een € 35 miljoen geïnvesteerd, daarvan staat Vlaanderen garant voor € 4,2 miljoen in het kader van innovatie.
Alles wijst uit dat dit model rendabel is. Er zijn bovendien geen groenestroomcertificaten (GSC) nodig om de aardwarmte te gebruiken. Tijdens de plenaire vergadering gaf ik aan dat wanneer er 44 centrales zouden worden gebouwd er een 10.000 GWh (Gigawattuur) warmte en elektriciteit kan worden geproduceerd. Dat is het equivalent van 2.000 windmolens. Deze laatste krijgen momenteel een ondersteuning van € 600 miljoen.
Het startschot is gegeven voor geothermie in Vlaanderen. De eerste stappen worden voorzichtig gezet en stelselmatig wordt een versnelling hoger geschakeld. Nu komt het erop aan om deze innovatieve technologie alle kansen te geven.