Van de bijna 1,16 miljoen straatlampen in de Vlaamse steden gemeenten ging de afgelopen vijf jaar een derde kapot. Ledlampen gaan langer mee, en daarom zal alle straatverlichting op termijn overschakelen. Voor snelwegen is dat voorzien tegen 2022, voor gewone straatlampen tegen 2030. NVA-parlementslid Andries Gryffroy wil dat zoveel mogelijk versnellen, en dient een resolutie in die oplijst hoe de omschakeling naar led aantrekkelijker en eenvoudiger kan worden voor gemeenten.
Welke voordelen heeft dat?
Met ledlicht, dat wit is, "zijn gezichten beter herkenbaar in het donker, wat de veiligheid ten goede komt", aldus Gryffroy. Led valt ook makkelijker aan te passen aan de omstandigheden. "Zelfs als je de lichten dimt tot 50%, zie je al heel veel. Op sommige plaatsen is dat misschien genoeg." De omschakeling moet ook slim gebeuren. "Veel lampen hoeven niet continu te branden. Een fietspad moet enkel worden verlicht op het moment dat er een fietser aankomt. Dat is niet alleen een kwestie van besparen. Met led kan je ook gerichter verlichten."
Hoeveel kost het?
Vandaag betalen steden en gemeenten jaarlijks 128 miljoen euro voor hun straatverlichting. "Overal ledverlichting kan de kost voor hen jaarlijks met zo'n 50 miljoen euro doen dalen", aldus Gryffroy. Maar wat met de investeringskosten? Volgens netbeheerders Infrax en Eandis (nu Fluvius) kost het 635 miljoen euro om alle straatlampen in de gemeenten tegen 2030 te vervangen door led. Het is immers meer dan wat lampen indraaien, sommige palen moeten bijvoorbeeld ook vervangen worden. Gryffroy mikt eerder op 450 miljoen. Die investering kan volgens zijn berekeningen na negen jaar terugverdiend worden.
Wie gaat dat betalen?
De N-VA'er benadrukt dat de gemeenten dit niet per se zelf moeten financieren. "Een private partner kan bijvoorbeeld de investering doen en zich laten terugbetalen op basis van de gerealiseerde besparing. Of de distributienetbeheerders kunnen het prefinancieren en/of het project begeleiden. Er zijn veel opties." Hij vraagt dan ook dat de stakeholders, zoals netbeheerders en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), met één gezamenlijk voorstel komen. Zo moet niet elke gemeente zelf een concept ontwikkelen en financiering zoeken.
Wat vinden de gemeenten zelf?
De VVSG benadrukt dat veel steden en gemeenten al bezig zijn met de omschakeling. "Maar daar komt veel bij kijken: er moet in kaart gebracht worden waar en hoeveel licht er nodig is. Daar moet je iemand voor kunnen vrijmaken en dat vraagt tijd", aldus Nathalie Debast van de VVSG. "Maar de wil is er."
Is de weg dan vrij?
Nog niet helemaal, vindt Gryffroy. In zijn resolutie benadrukt hij dat er nog een obstakel weggewerkt moet worden om de transitie naar led te versnellen. "Gemeenten betalen vandaag voor de nieuwe lamp, de palen en het energieverbruik. De netbeheerders betalen voor de plaatsing ervan." Simpel gezegd: als een lamp defect is, dan is het de gemeente die de nieuwe lamp moet betalen, maar de netbeheerder die ze erin moet draaien. Die kost - jaarlijks zo'n 12 miljoen - wordt doorgerekend naar de consument via de energiefactuur. Als door een omschakeling naar led minder lampen vervangen moeten worden, is een deel van de besparing dus voor de netbeheerder en niet voor de gemeente. "Onlogisch", aldus Gryffroy. Hij stelt daarom dat de gemeenten zelf het onderhoud doen en ervoor betalen, zodat zij het positieve effect van hun investering nog sterker voelen in de gemeentekas. "In eerste instantie is dat een kleine meerkost voor de gemeenten, maar op termijn blijft het een besparing."
Bron: Het Laatste Nieuws - 24 augustus 2018